donderdag 29 april 2010

635,65 kilometer in zes dagen: ik lijk Eddie Merkx wel

opmerking vooraf: wat slordigheden bij het inbrengen vqn de tekst: de volgorde klopt niet helemaal, maar het is wel in chronologie te lezen, dus: 2è april tot en met 29 april in dewe aflevering. En nu het nest in. Groeten uit Frankrijk.

DAG 4: 27 april 2010

Route: Nouzonville - Charleville – Sedan – Mouzon – Stenay – Dun-sur-Meuse – Romagne – Varennes en Argonne
Totaal km: 106,15
Weer: zonnig, 24 graden, bijna geen wind
Uitgebreid en hartelijk ontbijt met de andere gasten. Nog nevelig als we vertrekken. De Maas glad als een spiegel. Golvend landschap. Koolzaadvelden.

Het fietst relaxt de eerste 20 km. Maar dan de onvermijdelijke hellingen, zelfs een van 11 procent. Het gaat de hele dag op en neer. In Stenay sla ik wat appelflappen en een chocoladebroodje in, voor de lunch. In Dun-sur-Meuse even tijd voor een terras en een cola.

Veel monumenten ter nagedachtenis aan de Grande Guerre. Verdun. In Romagne bezoeken we zowel een (sober) Duits oorlogskerkhof als een fraai onderhouden Amerikaans oorlogskerkhof, een soort Margraten.

Dan worden de dorpen boerser. En armer. En het stinkt er naar mest die ook overal op straat ligt. Ik slik een strontvlieg af. Een verstikkende amuse-gueule. Tenslotte arriveren we in Varennes, het beroemde dorp waar Louis XIV destijds op zijn vlucht werd staande gehouden. Voorafgaand aan zijn onthoofding. We slapen in het sjofele hotel Du Grand Monarque (sans etoiles) Een berg harige hond verwelkomt ons. vlak tegenover de beroemde kerk. De fietsen worden gestald in de ruimte naast het restaurant (of wat daar voor doorgaat). De slordige barkeeper is ook de hoteleigenaar, en hij verklaard ons voor gek dat we naar Compostela fietsen. Heel anders dan het echtpaar dat ons op de foto zette bij het Amerikaans kerkhof. We hadden bij hen kunnen overnachten in Dun-sur-Meuse.
Om half acht diner, keurig gedekte tafels. Pelgrims zijn hongerig. De porties dus groot. Vooraf een homp pate en een grote quiche; daarna een bord frites en een driemansportie biefstuk; vervolgens een blok te koude camembert, en tenslotte de eeuwige flan met slagroom en aardbeiensaus.

Als aperitief een avondwandeling door het dorp met zijn Tour de l’Horloge met een plaquette waarop uitvoerig staat vermeld wanneer Louis XIV en zijn gezin hier zijn opgepakt (1791). De Mairie, en het onvermijdelijke protserige oorlogsgedenkteken 1914-1918 geschonken door de staat Pennsylvania.
Om tien uur met de kippen op stok. Ik voel de belasting van mijn spieren in de bovenbenen. Klimmen naar onze alkoof op de tweede verdieping kost behoorlijk wat moeite.



DG 5: 28 APRIL 2010
Route: Varennes – L’Epine – Chalons-en-Champagne – Sommesous – Mailly-le-Camp
Totaal km.: 115,75
Weer: Warm, zonnig, onbewolkt, 26 graden, weinig wind

We vertrekken 9,15 uur uit Varennes, nadat we eerst nog een fotoshoot gedaan hebben in het dorp. Tevens meld ik me in de mairie om twee stempels te scoren. We zijn de erste pegrims die zich hier dit jaar melden.

Na Varennes krijg ik het gelijk stevig voor de kiezen: een helling waar geen einde aan lijkt te komen. En de zon brandt al stevig. Het landschap wordt allengs desolater en wijdser: groen vanwege het opkomende graan, en geel door de uitgestrekte koolzaadvelden. Ik de loop van de dag wordt de bodem wit, kalkachtig. We naderen de Champagnestreek.
Nauwelijks eten te koop in de gehuchten die we passeren. Een probleem. Maar uiteindelijk lukt het. Dan weer het verstand op nul een doorploeteren. Doormalen in een regelmatig tempo. Tellen. Een, twee, drie, vier. Een, twee, drie, vier. Een passerende vrachtauto blaast mijn pet van mijn kop. Lage versnelling bergop. Flink de vaart erin tijdens de afdalingen. Zwoegend onder de hete zon denk ik: waar ben ik aan begonnen?

In het dorp L’Epine (fraai flamboyant gothisch kerkje) stiefel ik nar binnen om een volgende stempel te scoren. Een tandeloos vrouwtje in een ouderwetse Franse schort maakt de sacristie open en tovert de begeerde stempel. Voor Peter en mij een tampon die er mag zijn.
Passeren Chalons-en-Champagne. Druk. Even zoeken om weer in de goede richting te komen. Tijdverlies. Proberen volgens de gids een hotelletje te vinden in het gat Cernon, maar de gids van Sweerman levert alleen maar fata morgana’s. Niks. Weer tien kilometer verder. Sommesous. Ook niks. Autochtonen verwijzen ons verder: weer zes kilometer erbij. Komen in Mailly-le-Camp. Het hotel is complet. Aanvankelijk wil de familie niet meewerken om een oplossing te vinden. Uiteindelijk bellen ze naar hotels, gites en zelfs een camping, maar: nada! Complet, nog niet open of gewoon te beroerd nog gasten te boeken. Het zou overigens opnieuw 17 kilometer fietsen betekenen. En de fut is er al helemaal uit. Wat nu? Als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Een van de andere hotelgasten (een oud amateur wielrenner; hij ziet ons bezweet en total loss een cola naar binnen gutsen) brengt redding. Hij is bereid zijn kamer aan ons af te staan en bij zijn drinkmaat (ook gast in het hotel) op dezelfde kamer te kruipen. Sint Jacobus redt, dat zie je maar weer.

Douchen. Schone kleren. En de Compeed pleister van mijn bil en uit de zeem pulken: totaal verpulverd door het lange zitten. Het diner is prima. Vooraf een met vis gevuld Sint Jacobs bladerdeeg, dan een stevig bord spaghetti carbonara. Kaasplateau toe. Dagboek bijwerken. Knorren. Het leven van een pelgrim is dat van en zombie.



DAG 6: 29 april 2010
Route: van Mailly-le-Camp naar Montigny les Monts
Totaal km: 94,53
Weer: Licht bewolkt, warm, 27 graden, felle wind tegen
Om acht uur aan het ontbijt in het wegrestaurant Saint Eloi. We zijn de laatste ontbijters. Daarna wordt de ezel (fiets) weer gepakt. Het gaat warm worden. En opnieuw zijn daar de lange hellingen. Het wassende groene graan staat krom vanwege de wind. Daar moeten we dan ook nog eens tegenop zeulen. Een Sisyphus arbeid.
In een van de vele verlaten dorpen inkopen doen, want onderweg moet er gegeten worden. Ik bevracht me met yoghurt en bananen. Met de lunch aan bord weer het zadel in. Even verderop slaan we maar meteen een broodje zalm naar binnen. Het blijft een opeenvolging van desolate dorpen. Hier en daar wat getimmer en gezaag. En dan zijn er weer de vogels met hun aanhoudend lawaai. Het weerkaatst op het asfalt voor me. Als een schaterlachen. En ik mar stoempen.
Na een kilometer of vijftig doemt Troyes op. Fietsen het water van de Seine over de binnenstad in. Oude vakwerkhuizen, behoorlijk onderkomen. En allemaal aan een schilderbeurt toe. Ook de kathedraal wordt schoongemaakt aan de buitenkant, de helft staat in de steigers en het plastic. Het zwart wordt omgetoverd in de oude gelige kleur. Een vrouwtje aan de kassa wil me wel weer een stempel bezorgen. Ze valt in katzwijn als ze hoort dat we de afgelopen dagen steeds meer dan honderd kilometer gefietst hebben. Ze moest eens weten van mij steeds moeilijker zittende reet. Sint Jacob, doe er wat aan.
Uiteindelijk zullen we vandaag tot nog ongeveer 95 kilometer fietsen. Bellen naar een van de in de Sweerman gids aangegeven chambres d’hote om niet weer in de valkuil van gisteren te vallen. Vrij! Opluchting. Nog een steile klim van vijf procent over een kilometer of wat en we zijn er: Le Clos Poli. Een fraai ingericht, bijna luxueus complex met drie groet kamer en verder alles erop en eraan. Helaas kunnen we er ’s avonds niet eten. Maar voor alles is een oplossing. De jonge mevrouw wil ons wel met de auto naar een restaurant een viertal kilometer verderop brengen. En na afloop ophalen. Het wordt de bestelauto die normaal voor het vervoer van de grote harige hond gebruikt wordt. Peter neemt de plaats in van de hond. Achterin. Ik mag naast de druk pratende jonge vrouw zitten. Waar een irritante kont al niet goed voor is.
Het restaurant is een viertal kilometer verderop: ChezGibus. Gibus blijkt een kleine Vietnamees met Ho Chi Minh sik te zijn. Sinds 13 jaar heeft hij in het gat Eaux Puisaeux zijn eenvoudige restaurant. Salade met een homp foie gras, dan canard gevuld met gratin alsacien, en crème catalan na. En een halve liter bourgogne. De tijd die we nog moeten wachten op onze taxichauffeuse - die hij persoonlijk voor ons belt - vult hij met ons een eigen gestookte citroenlikeur aan te bieden. Het kon allemaal slechter vandaag.
´s Avonds vallen er enkele druppels, maar dat mag de naam niet hebben. Weer op tijd het nest in na eerst mij reet ingesmeerd te hebben met een Belgische reetcreme, Zaforelle geheten. Dor Peter uit Brussel laten invliegen.

maandag 26 april 2010

Berichten uit Nouzonville: geen spoor van Sint Jacob

De derde dag. We zijn met een gemiddelde van ruim 100 kilometer per dag gearriveerd in Nouzonville aan de Maas. De eerlijkheid gebied dat we de Belgische Ardennen, althans de officiele SDint Jacobsweg niet helemal hebben gevolgd. Maar: er is een alibi. Afgelopen zondeag was er de wielerklassieker Luik - Bastenaken - Luik. Zouden we de weg van Sint Jaconb gevolgd hebben, dan hadden we kopwerk moeten doen van Robert Gesink of een andere vedette. Schoonbroer Jo is vanuit Maastricht (de eerste halte) meegefietst tot Seraing. Hij wist wat hij deed, want zodra hij vertrokken was kregen we een gigantische col voor de kiezen. Toch hebben we de tweede dag bijna 110 kilometer gereden. Wel kapot 's avonds. Gelogeerd in Dinant in een Ibis hotel, met weinig confort en dus veel te duur. Een defecte airco op de kamer leverde in ieder geval twee gratis ontbijten op. En (volgens Hollands gebruik) namen we voor onderweg ook nog eens zes bananen mee. 

Om op te schieten volgden we vandaag de route Voie Verte Trans Ardennes, een pas ingerichte route doie voert over het oude jaagpad langs de Maas, van Givet naart Charleville -Mezieres, over een afstand van 85 kilometer. Een schitterend parcours. En ook nog eens zonovergoten vandaag. Wel een straffe wind tegen. Maar daar is overheen te komen.

Het leek er bijna niet echt van te komen. Veel te ver doorgefiets: 112 kilometer vandaag. Uiteindelijk een Chambre d'\Hote gevonden in Nouzonville. Een statig herenhuis met acht grote kamers. Alles aan boord. Geen Ibis. We eten samen met een aantal jonge gasten aan tafel: Damien (dichter), Thomas, (drummer) en Florent (danser). Ze reizen Frankrijk door voor allerlei creatieve workshops. Nu drie dagen in Nouzonville. Peter en ik slagen er in een fles Passetougrain weg te werken bij het diner, nadat we eerst al een fles Leffe hebben weggewerkt.


Wat het fietsen betreft heb ik wel een probleem. De blaar van een aantal weken geleden begint aardig op te spelen. Compeed pleisters helpen bijna nie meer. Hoe dat moet de komende dagen, vraag ik me maar niet af. Bovendien gaat het behoorlijk warm worden volgensd de meteo: 25 graden wordt aangekondigd voor woensdag. Heilige Jacobus: help ons! In ieder geval om het onheilvan mijn reet af te zweren, want al die kilometers beginnen hun tol te eisen aan het onderstel. Toch maar een extra kaars? Of gewoon doorfietsen tot je er bij neervalt? Totaal gefietst in drie dagen: 319, 34 kilometer.

donderdag 22 april 2010

Wethouder Cultuur van Venlo zet de eerste stempel in mijn credencial


Om half twee haal ik mijn fiets op bij Theo Lommen in Sevenum. De Koga is helemaal startklaar gemaakt voor de grote trip. Nog wat extra materiaal wordt meegeleverd: spaken, remblokjes, remkabels. En nu maar hopen dat we er geen gebruik van hoeven te maken. Voor vertrek toch nog maar een kaars opsteken voor de heilige Jacobus.
Om half vier met compañero Peter een afspraak bij Jos Teeuwen, de kersverse wethouder van Cultuur van de gemeente Venlo. Gemma en Alcidie maken om beurten foto’s.
Jos resideert in een van de gebouwen van de voormalige legerkazerne Blerick. Jos is twee jaar geleden zelf met een tweetal fietsmaten ook naar Santiago de Compostela gefietst. Een kenner. Een veteraan. We maken wat foto’s op het plein voor zijn kantoor. In vol ornaat, dus in fietshirt en met fietshelm. En in de zon. En die zal volgens de weergoeroes de komende dagen blijven schijnen. Een opsteker voor zaterdag al we naar Maastricht fietsen.

In zijn kantoor zet hij de eerste stempel in mijn Credencial del Pelgrino. En in die van Peter, uiteraard. Omdat het onder zijn werktijd is, komt er geen drup alcohol op tafel. Maar dat houden we tegoed. Wel levert hij ongevraagd nog nuttige adressen van gewijde logeerplekken, want in kloosters. Orval, Vézelay, om er maar een paar te noemen. En hoe luisvrij uit een van de beruchte refugio’s te komen. En, ook niet weg zo’n tip. Om toch vooral streng te selecteren in de bagage. Want het moet allemaal toch maar de berg opgefietst worden. En plat is het na Maastricht nergens meer.

Thuis gekomen begin ik de al her en der rondzwerven attributen in de fietstassen te stoppen. Kijken of het past. Een voorraad mueslirepen voor het moment de hongerklop je overvalt. Energiedranken. EHBO-spullen. De mini notebook. Regenkleding. Fietsshirts. Fleecetruien. En ga zo nog maar even door. Uur U nadert met rassé schreden. Zaterdag 24 april om half negen is het zo ver.



woensdag 14 april 2010

Saint Jacques is streng: fietsen zonder Trappist in de Ardennen

Om acht uur rijd ik voor bij Peter. En wordt de tweede Koga op de fietsendrager geladen. Het weer ziet er goed uit, een nog flauw zonnetje, maar erg warm zal het niet worden. Een straffe wind uit het noordoosten. Die zullen we later op de dag urenlang pal tegen hebben. Droog, dat wel, hoewel het even dreigt te gaan regenen.
Ik heb me voorgenomen deze dag een streng eet- en drinkregiem te volgen om de naweeën van de vorige ‘bergrit’ te voorkomen. Beladen met energierepen, bananen en energiedranken zou het moeten kunnen. En: geen alcohol tijdens de rit. Het is even wennen, maar het moet dan maar.
Bij Eijsden de A2 af en dan via ’s Gravenvoeren verder het groene en glooiende Belgische Ardennenland in. Warsage, Neufchâteau, en daar doemt uit het dal de imposante abdij van Val Dieu op uit de ochtendnevel. Uit het aanpalende ontvangstkantoor stijgen stichtelijke koorgezangen op door de nog kale takken. Om tien over half elf beklimmen we de Koga. De dagstatistieken:

Totaal gefietst: 77,69 kilometer
Terrein: België: Land van Herve – Pays de Vesdre – Spa en omstreken
Gemiddelde snelheid: 14,0
Maximum behaalde snelheid: 50,62 km/uur
Overbrugd hoogteverschil: 1049 meter
Route: Abbaye du Val Dieu – Clermont – Limbourg – Polleur – Spa – Theux – Jehanster – Verviers – Clermont – Abbaye du Val Dieu


Voor vertrek loop ik toch nog maar even door de poort de binnenplaats van de in 1216 door de Cisterciënzers gestichte abdij. Een orde van gerenommeerde bierbrouwers. Abdijbieren van hoge gisting. Maar ik weersta manhaftig de verlokkingen van satan en wend het hoofd naar de fiets.
Eenmaal het dal uit gaat het langzaam de hoogte in. Een rustig begin. Tot Clermont. Om ons de weg te wijzen rijdt een lekkende gierton voor ons uit. Een spoor van vloeibare geelbruine koeienpis over het slechte wegdek trekkend. We volgen gewoon het penetrante geurspoor tot boven op de helling. Daar buigt het spoor van de mestverspreidende kabouter Wesley rechtsaf de versgeploegde akker in. We halen opgelucht adem. Fietsen door het land van Herve is een feest, vooral omdat de zon zich nu wat nadrukkelijker laat zien. De overstekende kudde zwartbonte koeien waarvoor we even later hals over kop tijdens de afdaling stevig in de remmen moeten knijpen, nemen we maar voor lief.


Clermont is een hooggelegen vestingstadje. Door de oude stadspoort, onderdeel van het stadhuis, rijden we over een bonkige kasseienweg het centrum binnen. Het is er uitgestorven, net als de meeste dorpen die we zullen passeren. Op een hoeksteen van de stadspoort schijnt een afbeelding van een Santiagopelgrim te zijn uitgehouwen, compleet met staf en drinknap aan de gordel. We nemen ons niet de tijd er lang naar te zoeken. Een slok water en verder.
De volgende halteplaats is Limbourg, een dubbelstad, eveneens hooggelegen, in een lus van de nerveus stromende Vesdre. De boven alles uit torenende St-Joriskerk houdt er al eeuwen de wacht. Al in de Middeleeuwen hielden pelgrims hier halt. Wij ook. Op zoek naar een eetgelegenheid. Maar die is niet zo snel gevonden. We besluiten dus door te fietsen. En krijgen onmiddellijk een stevige klim voor de kiezen. Een helling van meer dan tien procent. Op de pedalen halen we de top niet. Dat wordt dus afstappen en je fiets naar boven sleuren. Uithijgen. Een banaan. Wat Extran energiedrank, en hop! weer in het zadel.
In een volgend dorp laat ik me nog even fotograferen voor de plaatselijke Lourdesgrot. Kan ik ten minste straks met een gerust hard de neiging onderdrukken om een omweg te maken via Lourdes. Er van uit gaande dat de Pyreneeën gehaald worden, natuurlijk.



Polleur. Even is er twijfel, of we daar zullen lunchen. Maar we spelen op safe. En kiezen voor Spa. Al is dat nog wel heel wat kilometers verder. Maar gelukkig is er op het einde een kilometerslange afdaling. Ik haal een topsnelheid van 50,62 kilometer per uur. De vergane glorie van het vroeger kuuroord dringt zich op. De Duitse keizer Wilhelm II ondertekende er zijn troonsafstand na afloop van de Eerste Wereldoorlog, en bleef er en passant ook maar wonen. In zijn kielzog volgde andere uitgerangeerde notabelen. Musici, gevallen adel en schrijvers. Maar nu markeren afbladderende muren het verval van het eens chique kuuroord. De Bains en het Casino, wie komt er nog speciaal voor naar Spa? Alleen de uitgestrekte parkachtige omgeving met zijn internationale hotels trekken nog te rijke oude dames. En in hun grijze kielzog een roedel klaplopende gigolo’s.
Op het centrale plein tegenover de Bains strijken we neer op een van de zonnige terrassen. Vanwege de Belgische paasvakantie is het niet echt druk, maar is er gelukkig veel meer te zien en te beleven dan in al die stadjes en dorpen die we de afgelopen uren passeerden. Het wordt een stevige portie lasagna. Met twee flesjes Fanta.


Ook de weg terug in noordelijke richting levert je opnieuw kilometers lange hellingen. Maar je krijgt het ook nog anderszins voor je kiezen. Nu blaast er ook nog eens een koude noordoostelijke wind recht van voren in je snuit. Soms bereiken de malende pedalen met moeite een snelheid van zeven kilometer per uur. Het moet dan maar. Het verstand op nul en je pedalen in een constant tempo, in een lage versnelling, rond blijven draaien.
Bij het uitgestorven gat Jehanster schuif ik weer een banaan naar binnen. En dan gaat het kilometers lang naar beneden. Tot in het bedrijvige Verviers. Maar al dalend weet je dat er na de euforie van zo’n lange uitrijstrook weer opnieuw een gruwelijk lange beklimming volgt. Zoals de hele dag eigenlijk het geval is.
Zodra Clermont in zicht komt weet je dat de grootste ellende achter de rug is. De kasseien in het centrum lijken nog harder te bonken dan ’s ochtends. Maar dat kan toeval zijn. De glooiingen worden uitgestrekter. Het groen intenser. En bij het naderen van de abdij van Val Dieu gaat zelfs de wind liggen. Houdt het voor gezien vandaag.
Dan denk je aan het einde van de rit: een bokaal bruin of triple, dat zou een passende beloning zijn. Maar zelfs het restaurant tegenover de abdij heeft zijn deuren al gesloten. Saint-Jacques regeert met straffe hand: geen alcohol vandaag. Als geslagen honden laden we de fietsen weer achterop en rijden gewoon huiswaarts.

donderdag 8 april 2010

Je het snot voor de ogen fietsen tussen Mergelland en Voerstreek


Hoewel we om acht uur weg zouden rijden, wordt het uiteindelijk negen uur. Peter heeft problemen met zijn fietsendrager. En die vehikels moeten natuurlijk wel goed bevestigd worden achterop. Als we om kwart over tien de auto parkeren in Margraten, blijkt een van de klemmen er onderweg losgeraakt en verdwenen. De fiets, de mijne is wonderwel blijven staan, want toch ook nog met riempjes vastgemaakt. Een curieuze start van de fietstocht die we vandaag willen ondernemen. De weersomstandigheden zijn prima: licht bewolkt, weinig wind en een temperatuur die uiteindelijk zal oplopen tot 20 graden.
Concreet:
Gefietst: 63,5 kilometer
Terrein: Mergelland Zuid Limburg – België: Land van Herve - Voerstreek
Gemiddelde snelheid: 14,5
Route: Margraten – Banholt – Mheer – Noorbeek – Hoogcruts – Slenaken – Epen – Terpoorten – Camerig – Vaalsbroek – Gemmenich – Plombières – Teuven – De Plank – Sint-Martens-Voeren – Noorbeek – Mheer – Banholt – Margraten

Het oogt fraai, dat golvende Zuid Limburgse land. Een midweekse dag die een lenteachtige loper voor je lijkt uit te rollen. Maar schijn bedriegt. Alleen de jonge honden op hun glimmende racefietsen lijken moeiteloos van de ene top naar de andere te sprinten. Voor mij is het zwoegen. De rit naar de top is afzien. En de vreugde die gehaald te hebben is maar van korte duur. De weg naar beneden is een oase, waaraan je je maar heel kort kunt laven, want eenmaal beneden wordt je geacht je weer opnieuw in het zweet te fietsen. Niet dat ik me ga forceren, want ik rijd in mijn eigen tempo naar boven. Peter heeft een net iets hoger tempo en ik zie hem als de Adelaar van Sevenum voor me uit dansen. Eenmaal boven steeds even een korte uithijgpauze. Een slok water. Een banaan. Het recupereren gaat op zich redelijk snel. En hop, daar ga je weer. Omlaag. Maar niet veel later weer omhoog. Je vloekt een stapel stille verwensingen naar het hoofd van Sint Jacob die je dit allemaal aandoet. Maar hij houdt zich Oost-Indisch doof voor mijn verwensingen.

Het Zuid Limburgse mergelland ligt er schitterend bij. Het jonge groen explodeert uit de nog kale takken. Imposante oude boerderijen liggen als stenen vogelnesten in de armen van de al grazige weiden. Roerloze kastelen. Vogelgeluiden. Soms een tractor die het land zaaiklaar gaat maken. En steeds weer die eenzame coureurs die je in opzichtig rennerstenue voorbij zoeven. Zout in de open camino-wonde.

Het vloeistofniveau in de bidon zakt snel. En ook die banaan is al voor Slenaken weggewerkt. Toch lunchen we pas in Gemmenich, Franstalig gebied. Een cafetaria in het centrum. Ondanks de schoolvakantie is het lamlendig stil op straat.
Maar ik heb dorst. Twee flesjes cola gaan moeiteloos naar binnen. De zal die op het warme broodje wordt geserveerd is vers, want in opdracht van de van origine Nederlandse waardin door haar dochter bij de Spar, vijftig meter verderop, ingekocht. We maken een praatje, en stappen met hernieuwde krachten weer op de fiets, richting Sibbenaeken. En onmiddellijk weer een stevige klim voor je kiezen. Nauwelijks oog voor het fraaie landschap links en rechts van je.

De Duitse enclave, daar zijn we snel doorheen. Het wordt weer Nederlandstalig. De roemruchte Voerstreek. Waar de verlokkingen groot zijn, vandaag. Bijvoorbeeld als we in het gezellige Teuven Café Modern - het Strafste Café van Vlaanderen, meldt een groot bord in de tuin - voorbij fietsen. Het terras is groot. En zonovergoten. Er zitten al behoorlijk wat klanten. Het café is niet zo maar een café. Maar herbergt ook nog eens een uitgebreid restaurant en een grote feestzaal Patria. Een gigantisch oud complex. Gevestigd in de vroegere dorpsschool, waar vroeger de onverbiddelijke en strenge meester Kevers de aanwijsstok zwaaide. Afstappen, dus. En snel het met bloemen omzoomde terras op, waar vroeger de speelplaats was.
Het worden twee Blonde Grimbergens. Een goddelijke drank, die als we eenmaal weer op de fiets zitten toch van satan blijkt te zijn. Maar zover is het nog niet. Voorlopig genieten van de zon die in het glas speelt. Voordat we weer in het zadel gaan even een sanitaire stop. Het interieur van het grote café is de moeite waard. Het pronkstuk in Lokaal 1 is het fraaie originele Decap dansorgel. Het orgel speelt op verzoek. Meezingen en dansen! Toch maar even niet, want we moeten Margraten nog zien te bereiken.


Doorfietsen naar Sint-Martens-Voeren. Waar we verdomme ook nog eens een afslag missen, omdat we suf zitten te ouwehoeren, als het weer eens zo’n relaxte afdaling is. De straf wordt ons opgelegd door een autochtoon die we van zijn erf plukken. Maar, eerlijk is eerlijk, hij had ons gewaarschuwd: “Het is een weg in slechte staat”. Hij heeft gelijk. Het is geen weg. Eerder een grindpad. En het draait zich ook nog eens steil naar boven. De laatste driehonderd meter moet ik lopen. Peter maalt door. Maar nauwelijks harder dan ik het lopend doe. Op de top is er een bank. Daar staat Peter al te wachten. En op de bank zitten twee krasse knarren. Wandelaars. Ook uit te hijgen. Ze zijn op weg naar Noorbeek waar hun auto staat. Nog een half uur lopen.

Maar gelukkig is de weg noordwaarts naar Margraten niet meer het zwaarste deel van de tocht. Niet dat we Noorbeek, Banholt en Mheer nu fluitend passeren, maar de gedachte dat Margraten zo meteen in zicht gaat komen geeft nieuwe kracht. Om half zes bereiken we de auto, waar we met kunst en vliegwerk de fietsen bevestigen op de drager. Immers: één bevestigingsklem is als sneeuw voor de zon verdwenen op de heenweg. Maar Sint Jacob zal er voor zorgen dat ze veilig thuis komen.

zondag 4 april 2010

De weg is het doel: Camino de Santiago – Ruta 40 – Route 66


Legendarische routes, dat zijn het. Alle drie. Weliswaar is de Camino de oudste, en van oorsprong met de grootste religieuze beladenheid, maar wie eenmaal op weg is zal ongetwijfeld dezelfde ervaringen hebben. De afstand en de onmetelijke ruimte zowel voor als boven je reduceren de factor Tijd tot een relatief begrip.
Langs Oude Wegen naar Santiago de Compostela fietsen of lopen betekent niet alleen weken of maanden onderweg zijn over een afstand van meer dan 2400 kilometer, afhankelijk van je startplaats. Alleen of in beperkt gezelschap. Maar uiteindelijk sta je er alleen voor om de vermoeidheid, de wisselende weersomstandigheden en de moeilijkheden van het landschap te overwinnen. De weg is het doel. En dat zul je weten ook.

Wat de andere legendarische routes met de Camino gemeen hebben, is dat de Weg niet alleen een traject van meerdere duizenden kilometers overbrugt, maar ook van de koelte naar de warmte leidt. Een vorm van Thuiskomen. Een warme ontvangst. Van Maastricht naar Santiago de Compostela mag dan misschien niet helemaal aan dat beeld voldoen, bij de Ruta 40 en de Route 66 ligt dat duidelijk anders. Immers, zowel in Maastricht als Compostela regent het jaarlijks overvloedig. Maar geleidelijk wordt de weg vanaf het Franse Vézelay tot Noord Spanje alleen maar warmer en droger.

De Rute Cuarenta (Ruta 40) loopt over een afstand van ruim 5000 kilometer van Zuid naar Noord Argentinë, van Cabo Virgenes, vlak boven het koude en desolate Tierra del Fuego (Vuurland) naar La Quica aan de Boliviaanse grens. De slagader van Argentinië, sinds 1935 aangeduid als Ruta 40. Daarbij surrealistische steenwoestijnen, grote gletsjermeren en oneindige steppes voerend. Niet direct een weg om te fietsen. Maar met een 4wheeldrive moet het te doen zijn. Met of zonder de bescherming van Sint Jacob.

De Amerikaanse Route 66 (US66) is weer van een andere orde, maar voert eveneens van koud naar warm. Van het relatief kille Chicago naar het subtropische Santa Monica (Los Angeles). Bijna 400 kilometer. Door zes Amerikaanse staten: Illinois, Missouri, Kansas, Oklahoma, Texas, Arizona en Calkifornië. De Route 66 is bedoeld voor de auto, een grote Amerikaanse bak met vleugels. Een weg voor John Steinbeck. Of Jack Kerouac. Je credencial is On the Road. Maar laat diens rusteloosheid van je afglijden.

donderdag 1 april 2010

In Cold Blood: fietsen tussen Duitse paaseieren en Fliegerhorst Venlo


Het is koud vanmorgen als ik mijn Koga bestijg. Amper een graad of vijf. En er blaast een snerpende poolwind. Eigenlijk geen fietsweer. Maar het trainingsschema is onverbiddelijk. Om tien uur stond Peter al voor de deur, zoals afgesproken. Twintig minuten later zijn we weg. Voor het eerst heb ik mijn gevulde voortassen gemonteerd. Het fietst toch weer anders dan zonder.

Als we op de veerpont staan die ons van Grubbenvorst naar het tegenover gelegen Velden ligt, is het net alsof er straalstroom vanuit het oosten over het Maaswater aan komt suizen. Ik doe mijn winterhandschoenen aan. Niet te geloven.
Eenmaal in het bosgebied gearriveerd komt die snerpend koude wind pas terug als we het Zwart Water passeren. Via het oosten van Venlo wordt de grens overschreden. Weliswaar geen paspoort bij me, maar in het kader van de Europese gedachte moet dat kunnen.
De eerste klim tot de ‘top’ van de Herungerberg. En daarna richting Herongen. Voordat je het stadje in fietst, snuif je de azijnlucht van de augurkenfabriek van Kühne in. Damp slaat uit het plaveisel. Verboden stimulerende middelen, maar er wordt niet gecontroleerd op verboden stoffen, Doorfietsen dus maar. Het is er koud genoeg voor.

Een lang bospad voert langs het water van de Blue Lagoon, even buiten Herongen. Alles wordt in gereedheid gebracht voor de waterrecreatie. Veel caravans zijn al het terrein op gereden. De meeste Duitsers hebben al vrij vanaf Witte Donderdag. Een straffe wind pal op kop. Gezandstraald rijden we Hinsbeck binnen, na een paar kilometer vals plat. Een steile afdaling, en je fietst al richting Krickenbecker See. Fietsen tussen grote watervlaktes, tot voorbij Schloss Krickenbeck, dat zijn financiën op orde probeert te krijgen door te dure managementcursussen binnen de slotmuren te krijgen.
Doorfietsen tot een uitspanning aan de Poelvennsee: Gasthof Poelvennsee. Daarvan weet ik zeker dat die open is. We passeren regelmatig een Duitsland-op-zijn-Paasbest: struiken, hekken, bomen, ramen en deuren zijn behangen met veelkleurige kunstpaaseieren. Het wordt tijd ons op de paaseieren te storten. Maar eerst een partijtje hagelstenen trotseren.

De uitspanning aan de Poelvennsee biedt niet alleen een warme kachel en slechte koffie. Maar we doen ons te goed aan een echte Duitse Strammer Max, een dubbele uitsmijter. Met een Diebels Alt uitstekend weg te werken. Sint Jacobus heeft het beste met ons voor, dat merk je maar weer eens, in zulke omstandigheden.
En verder gaat het weer. Opnieuw de wind pal van voren. We schampen Oost Venlo. Stuiten op een nieuw monument: Fliegerhorst Venlo. Het in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers gebruikte vliegveld met twee startbanen van 1450 meter en één van 1200 meter was in de jaren 1940-1945 uitgerust met de modernste veiligheidsinstallaties, radioapparatuur en nachtverlichting met 2000 lampen. Door de Fliegerhorst liep een netwerk van wegen met een totale lengte van 48 kilometer tussen hangars, onderkomens, werkplaatsen, casino's, voetbal- en tennisvelden.
Tussen januari 1943 en augustus 1944 werden 75 à 100 aanvallen door Mosquito's op de Venlose basis uitgevoerd waarbij een groot deel van de bommen buiten de vliegbasis is neergekomen. Op 3 september 1944 werd de vliegbasis volledig verwoest in een ongecoördineerde actie van honderden Britse vliegtuigen. Je ontmoet de geschiedenis, terwijl je fietst. Zomaar.

Fietsen door naar Tegelen. Bieden weerstand aan de verleiding om bij de Trappisten van Abdij Ulingsheide het gelijknamige bier naar binnen te werken. Immers: de Goede Week. De oude katholieke traditie. Vasten. En ach, dat Diebels Alt van een half uur eerder, dat is natuurlijk geen echt bier te noemen.
Vervolgens rijden we kloosterdorp Steijl binnen. Gigantische kloostercomplexen die nu voor het grootste gedeelte een andere bestemming gekregen hebben. Als schutterijmuseum. Of recreatieoord. Maar het mooiste is gelukkig bewaard gebleven: het Missiemuseum. Toen de kinderen nog klein waren gingen we er vaak naar toe. Een curieuze plek met bloedvlekken in de witte pijen van door atheïsten vermoorde missiepaters. Of een imponerende zwarte opgezette beer die je welkom heette. De weergaloze vlindercollectie. Helaas te weinig tijd voor een bezoek.

Op de veerpont van Steijl naar Baarlo staat de wind even strak en koud in je snuit te blazen als vanmorgen hemelsbreed vijftien kilometer noordelijker. Maar de gedachte zo meteen de wind in de rug te krijgen stimuleert. Het gaat dan ook relatief snel noordwaarts via Blerick richting Grubbenvorst. Al striemt nog wel even een snelle regenbui je al gezandstraalde gezicht. Tegen drie uur spring ik van de trappers. Thuis met 54,08 kilometer op de teller. Echte koffie. En Gemma heeft chocoladetaart met kersen gebakken. Sint Jacobus beloont. Als je maar doortrapt.